Slapen en huilen 0-6 jaar

Op deze pagina vind je meer informatie een tips over slapen, huilen en voeden van baby's en peuters in de leeftijd 0-6 jaar.

Huilen bij baby's

Alle baby’s huilen. Dat is normaal.  Een baby kan huilen om verschillende redenen. Baby’s huilen bijvoorbeeld om contact met je te maken. Een baby kan ook huilen omdat hij honger heeft, pijn heeft of moe is.  Baby’s kunnen ook huilen als ze ziek zijn. Soms huilt een baby zomaar.  Het is normaal dat een baby een aantal uur huilt per dag. Hieronder zie je hoelang baby’s huilen. Kijk en luister goed naar je baby.  Zo leer je hem kennen.  Je leert dan wat hij wil en hoe je hierop kunt reageren.

In week 1 en 2
In de eerste 2 weken huilt de baby ongeveer 1 tot 1,5 uur per dag.

In week 2 tot en met 6
De baby gaat meer huilen.  Dus langer dan 1 tot 1,5 uur per dag.

In week 6 tot en met 8
In deze weken huilt de baby het meest.  De baby huilt dan ongeveer 2 – 2,5 uur per dag.  Dit is normaal. Maar het kan heel moeilijk zijn voor ouders. Na week 8 wordt het huilen minder.

In week 8 tot en met 12
In week 8 tot en met 12 gaat de baby minder huilen.  Meestal 1 tot 1,5 uur per dag.

Vanaf week 12 tot en met 1 jaar
Het huilen van de baby blijft hetzelfde. Je baby huilt ongeveer 1 tot 1,5 uur per dag. Vaak huilt de baby wat meer in de avond. 

Schud de baby nooit
Het huilen kan heel moeilijk zijn voor ouders. Het kan je verdrietig, gestresst of boos maken. Ga weg bij de baby als je boos bent of veel stress hebt. Schud de baby nooit. Dat is heel gevaarlijk voor de baby. De baby kan dan doodgaan. Of gehandicapt worden.

Praat met anderen
Heb je vragen? Of vind je het huilen van je baby moeilijk? Zorg goed voor jezelf. Vraag op tijd om hulp. En praat erover met anderen. Bijvoorbeeld met je partner, familie of vrienden. Of ga naar het consultatiebureau.

Slaap bij baby's en peuters

Slaap bij 0 tot 8 weken

In de eerste weken slaapt je baby veel. Ongeveer 9 tot 20 uur per 24 uur. Het kan erg verschillen per baby. De slaap is verdeeld over de dag en de nacht. Een baby slaapt niet lang achter elkaar. Je baby wordt vaak kort wakker om te voeden. En om even aandacht te krijgen. Ook huilt je baby veel. Na een half uur tot 1 uur wakker zijn wordt je baby weer moe.

Slaap bij 2 tot 3 maanden

De baby slaapt 9 tot 18 uur per 24 uur. Hij wordt vaak kort wakker. Het slapen van de baby krijgt nu een patroon. Hij kan iets langer slapen in de avond en nacht. De baby is overdag na het slapen iets minder snel moe. Hij is moe na ongeveer 1 uur en een kwartier wakker zijn.

Slaap bij 3 tot 6 maanden

De baby slaapt 9 tot 17,5 uur per 24 uur. De baby is overdag minder snel moe. Hij is moe na 1 tot 2,5 uur wakker zijn.

Slaap bij 6 maanden

De meeste baby’s kunnen nu 5 uur achter elkaar slapen zonder wakker te worden. Dat heet doorslapen. Sommige baby’s slapen pas 5 uur of langer als ze 1 jaar oud zijn. De baby slaapt overdag ongeveer 1 tot 4 keer.

Slaap bij 1 jaar

De meeste baby’s slapen nu 8 of 9 uur achter elkaar zonder wakker te worden. De baby slaapt 13 tot 16 uur per 24 uur. De baby slaapt overdag ongeveer 1 tot 2 keer.

Slaap bij 2 jaar

Het kind slaapt 10 tot 14 uur per 24 uur. Het kind slaapt overdag ongeveer 1 tot 2 keer. Sommige kinderen hebben nu overdag geen slaap meer nodig. Sommige kinderen doen tot de leeftijd van 6 jaar nog 1 slaapje overdag. Kijk wat jouw kind nodig heeft.

Slaap met bewegen en geluidjes

Is je baby net in slaap gevallen? In het eerste halfuur beweegt je baby vaak nog veel. Ook maakt hij soms geluidjes en kunnen zijn ogen even opengaan. Dit doet hij in zijn slaap. Misschien denk je dat hij nog wakker is. Maar meestal slaapt hij dan al. Wacht even en pak je baby niet op. Van het oppakken kan je baby weer wakker worden. Laat hem in zijn bed liggen. Dan kan hij rustig verder slapen.

Stille slaap

Na een half uur slapen wordt het bewegen minder. De baby ligt stil en maakt weinig geluid. Hij haalt rustig adem. 
Je baby slaapt nu dieper. Hij wordt minder makkelijk wakker. Hij slaapt zo ongeveer een halfuur. 

Na de stille slaap

Na een halfuur stille slaap kan de baby weer wat meer gaan bewegen. En gaat hij weer wat geluid maken.  Dit heet weer: slapen met bewegen en geluidjes. Het kan ook dat hij nu wakker wordt. Wacht even en kijk goed wat je baby doet.  Wordt hij echt wakker? Dan kun je hem uit bed halen.  Is hij nog in de slaap, met bewegen en geluidjes? En is het nog geen tijd voor een voeding? Laat hem dan rustig liggen. Dan kan hij verder slapen. Na een halfuur komt hij dan weer in de stille slaap.

Voeden, spelen en slapen bij baby’s vanaf 4 weken. In welke volgorde doe je dat? 

1. Voeden

Je geeft je baby voeding na het wakker worden. Je baby heeft dan energie om goed te drinken. Als hij goed gedronken heeft, heeft hij tijdens het slapen minder snel honger. En kan hij wat langer slapen.

2. Aandacht op schoot 

Als hij genoeg gedronken heeft is hij even wakker. Je kunt hem op schoot nemen en knuffelen. Of je laat hem even alleen spelen, bijvoorbeeld in de box.

3. De baby laat zien dat hij slaap heeft

Wanneer je baby moe wordt laat hij zien dat hij slaap heeft. Wil je weten hoe je dit kunt zien? Klik dan hier.

4. Naar bed, zelf in slaap vallen

Als je baby moe is, legt je hem wakker in bed. Zo leert hij zelf in slaap vallen. Bij het in bed leggen kan het helpen om de baby eerst op de zij te leggen en meteen daarna  op zijn rug te rollen. Dan schrikt de baby minder van het in bed leggen. Zorg ervoor dat de baby altijd op de rug in bed ligt om te slapen.

5. Slapen

De baby slaapt.

6. Baby laat zien dat hij honger heeft

Je kunt het zien als je baby honger krijgt. Dit kun je soms al zien in zijn slaap. Het kan ook dat je baby wakker wordt van de honger.  Weten hoe je kunt zien of je baby honger heeft? Je geeft hem dan voeding.  En dan begint het weer bij 1: voeden.

De baby is moe:

  • Bleek gezicht
  • Gapen
  • In ogen wrijven
  • Wegkijken of wegdraaien
  • Huilen of jengelen
  • Drukker worden

De baby heeft honger:

  • Minder diep slapen
  • Zuigen op de handjes
  • Smakken of happen met de mond
  • Zoeken naar de borst of fles
  • Geluid maken of huilen
  • Tong uitsteken
  • Huilen 

Kijk goed naar je baby

Leer je baby goed kennen. Je kunt dan zien wat hij wil. Je kunt hier dan goed op reageren. Iedere baby is anders. Te vroeg geboren baby’s laten soms minder goed zien wat ze nodig hebben. Dus kijk goed naar je eigen baby.

In dit filmpje vertellen ze ook hoe je ziet wat je baby nodig heeft. 

Tips om te slapen voor baby's van 0-6 maanden

Leg je kind moe maar wakker in bed.

Een baby kan nog niet altijd zelf in slaap vallen. Dat kun je hem wel leren. Kijk naar je baby om te zien of hij moe is.  Leg je kind moe, maar wakker in bed.  Bij het in slaap vallen kan hij even huilen. Wacht even en pak hem niet meteen op.  Hij leert zo zelf in slaap te vallen. Een kind dat heel erg moe is, valt meestal moeilijker in slaap. Leg het kind dus op tijd in bed als je ziet dat hij moe begint te worden.

Kan je baby niet in slaap vallen?

Soms kan je baby niet zelf in slaap vallen. Kijk even goed naar je baby: is het te warm in de kamer? Of te koud? Heeft hij gepoept of geplast? Heeft hij pijn of is hij ziek? Dan help je je baby hiermee. 

Soms is er niks bijzonders met de baby. Hij kan gewoon niet in slaap vallen. Laat hem dan in zijn bed liggen. Troost je baby door over zijn hoofd of buik te aaien. Praat zachtjes tegen hem. Troost hem tot hij rustig is. Hij kan dan zelf in slaap vallen. Wordt je baby niet rustig? En blijft hij huilen? Pak hem dan op. Troost hem tot hij rustig is. Leg hem weer wakker in bed. Zo leert hij zelf in slaap te vallen.

Een donkere, koele kamer om in te slapen. 

Een goede temperatuur helpt met slapen. Een temperatuur van 16 tot 20 graden Celsius in de kamer is goed. 
Je kunt in de nek van je kind voelen of hij het te warm of te koud heeft. Zweet je kind? Dan is het te warm. Is zijn nek koud? Dan heeft hij het te koud. Zorg ervoor dat de kamer ‘s nachts donker is. Je kunt een nachtlampje gebruiken. Kies een lampje dat niet te fel licht geeft. Overdag hoeft de kamer niet helemaal donker te zijn. Overdag is een beetje donker ook goed.

Knuffelen en spelen met je baby overdag

Speel en knuffel overdag met je baby. Zeg lieve dingen tegen hem. Doe de dingen met je baby elke dag op dezelfde manier. En op ongeveer hetzelfde moment op de dag. Bijvoorbeeld voeden, spelen, verhaaltje voorlezen en in bed leggen.

Doe voor het slapen rustige dingen met je baby

Doe ongeveer een half uur voor het slapen rustige dingen met je baby. Bijvoorbeeld de luier verschonen, een liedje zingen, of knuffelen. Doe dit elke dag op dezelfde manier. Dit helpt je baby om in slaap te vallen. Laat je baby voor het slapen niet naar een telefoon, tv of computer kijken. Hier wordt hij wakker van.

Inbakeren

Inbakeren kan soms helpen om het kind te laten slapen. Wil je je kind inbakeren?  Neem contact op met het consultatiebureau. We vertellen je dan hoe je dit goed kunt doen. Let er goed op dat de doek bij het inbakeren niet over het hoofd, de mond of neus van je kind zit. Inbakeren kan wanneer je kind 1 week of ouder is. Je stopt altijd met inbakeren als je kind zichzelf wil gaan omdraaien. Dan is inbakeren niet meer veilig. Als je kind 6 maanden oud is stop je altijd met inbakeren. Het kind is dan te oud om in te bakeren.

Soms hebben kinderen van 6 maanden of ouder problemen met slapen. Een kind kan dan gaan huilen en roepen om de ouder. Hieronder staat wat je kunt doen. Let ook goed op jezelf. Vraag op tijd om hulp! De oplossingen hier zijn alleen voor problemen bij kinderen van 6 maanden of ouder. Voor tips bij jongere kinderen kijk je bij: ‘tips om te slapen voor kinderen onder 6 maanden’. 

Belangrijk bij alle tips:
•    Goed slapen ’s nachts begint overdag. Kinderen slapen beter als er overdag rust en regelmaat is. Bijvoorbeeld wanneer eten, slapen en spelen elke dag op ongeveer dezelfde tijd gebeurt. En wanneer je voor het naar bed gaan iets rustigs doet met je kind. Bijvoorbeeld samen een boekje lezen. Kinderen slapen ook beter als ze overdag genoeg aandacht krijgen. En een dag niet te druk is.
•    Probeer een tip altijd 2 tot 3 weken lang en doe het elke dag op dezelfde manier. Let erop dat je partner en jij op dezelfde manier omgaan met het kind.
•    Kijk en luister goed naar je kind. Controleer of er iets is met je kind: bijvoorbeeld honger, een volle luier, of een medisch probleem zoals pijn of ziekte. Is er iets met je kind? Help je kind hier dan mee. 
•    Deze tips zijn alleen geschikt voor kinderen waarbij er geen ziekte, pijn of stressvolle situatie is.

Het huilen van je baby leren kennen

Alle jonge kinderen huilen. Dat is normaal. Een kind kan huilen om verschillende redenen. Bijvoorbeeld om contact met je te maken. Of omdat er iets met het kind is, zoals honger, pijn of ziekte. Soms huilt een baby zomaar. Of omdat het moe is. Dat is normaal. Kijk en luister goed naar je kind. Kijk of je kind huilt omdat er iets is met je kind. Of dat je kind huilt maar er eigenlijk geen probleem is. De tips bij ‘hoe kun je zien of je kind moe is of honger heeft’ kunnen je helpen te zien of er een probleem is.

Vanaf 6 maanden begint een kind te leren hoe de ouder reageert op wat het kind doet. Bijvoorbeeld wat de ouder doet als het kind huilt. Of wat de ouder doet als het kind lacht. Hoe ouder het kind wordt, hoe beter het kind dit weet. Een kind vindt het leuk als de ouder reageert met fijne aandacht voor het kind. Zoals bijvoorbeeld knuffelen, aaien of troosten. Een kind gaat iets vaker doen als de ouder daarop reageert met fijne aandacht. Bijvoorbeeld: Lacht je kind, en knuffel je je kind daarna? Dan gaat je kind vaker lachen. Dat komt omdat je je kind fijne aandacht geeft na het lachen. 

Een kind leert ook hoe een ouder reageert op huilen. Soms kan dan een probleem met slapen ontstaan. Hoe gebeurt dat? 

Een voorbeeld: Soms huilt een kind ’s nachts terwijl er geen probleem is met het kind. De ouder gaat meteen naar het kind toe. De ouder troost het kind en geeft fijne aandacht aan het kind. Het kind stopt met huilen en vindt de aandacht fijn. De ouder is blij dat het kind niet meer huilt. De ouder gaat weer slapen. 

Een halfuur later gaat het kind weer huilen. Er is geen probleem met het kind. De ouder gaat weer naar het kind toe. En troost het kind. Het kind krijgt nu opnieuw fijne aandacht na het huilen. Het kind leert nu: ik krijg fijne aandacht als ik ’s nachts huil. Het kind gaat hierdoor vaker huilen in de nacht. De ouder moet nu vaak uit bed om het kind te troosten. Het kind en de ouder slapen hierdoor niet goed. Ze zijn allebei moe. 

Het is natuurlijk heel vervelend als dit gebeurt. En jij of je kind ’s nachts niet goed kunnen slapen. Luister goed of je kind ’s nachts huilt of roept door een probleem, zoals pijn, een poepluier of ziekte. Of dat je kind ’s nachts huilt of roept, maar er geen probleem is. Is er geen probleem, ga dan niet meteen naar je kind toe om te troosten. Wacht even met reageren. Vaak stopt het huilen of roepen vanzelf. Of kijk kort of er een probleem is. En ga dan weer weg. Dan kan je kind zelf in slaap vallen. Als je kind huilt doordat het pijn heeft of ziek is, kun je natuurlijk wel troosten. 

Oplossingen voor het probleem met slapen

Kies een oplossing die goed bij jou of jullie past. Dat maakt de kans groter dat het goed werkt. Sommige oplossingen werken al na een paar dagen. Sommige na een paar weken. Het is niet altijd makkelijk om het vol te houden. Zorg voor genoeg hulp en steun. Vraag op tijd om hulp bij het consultatiebureau. En onthoud dat het voor jou en je kind heel fijn is als iedereen weer goed kan slapen. 

Oplossing 1: De zachte methode. Er zijn 3 mogelijkheden. 

Mogelijkheid 1: Langzaam de fijne aandacht verminderen

Kies bij elke stap hoeveel nachten je dit wilt doen. En hoe snel je naar de volgende stap wilt gaan. Belangrijk is dat je de stappen doet in de goede volgorde. En dat je het volhoudt. Deze oplossing duurt ongeveer 2 tot 3 weken. Maar het kan bij elk kind anders zijn. Denk je dat je het lang genoeg hebt geprobeerd, maar lukt het niet? Neem contact op met het consultatiebureau.

  1.  Je brengt je kind naar bed zoals je normaal altijd doet. Je kind valt niet in slaap, of wordt wakker en gaat huilen of roepen. 
  2. Je reageert op je kind door iets rustigs te zeggen. Doe dit altijd en doe dit vóórdat je het kind gaat troosten, oppakken of aaien. Je zegt bijvoorbeeld: Stil maar kindje, of je maakt een zacht en rustig geluid. 
  3. Ga dan naar je kind toe en begin met troosten zoals je normaal doet. Leg je kind in bed voordat het in slaap valt. Je helpt het kind in slaap te vallen door iets minder te doen dan je normaal doet. En met iets minder lichamelijk contact. Bijvoorbeeld: Knuffel of wieg je je kind normaal in slaap? Knuffel of wieg je kind nu wat korter. Leg hierna je kind in bed. Je aait je kind alleen nog over het hoofd. Je kind valt in bed in slaap terwijl je over zijn of haar hoofd aait. 
  4. De volgende nacht help je je kind wat korter. Je zegt als eerste iets rustigs tegen je kind. Je troost op dezelfde manier, maar korter dan de vorige nacht. En met wat minder lichamelijk contact. Bijvoorbeeld: je wiegt je kind kort. Je legt je kind wakker in bed. Je aait je kind even over het hoofd in bed. Daarna praat je alleen nog rustig tegen je kind. Je kind valt in bed in slaap terwijl je rustig praat.
  5. De volgende nacht help je je kind wat korter. Je zegt als eerste iets rustigs tegen je kind. Je wiegt je kind niet. Je legt je kind in bed en aait even over het hoofd. Hierna praat je rustig tegen het kind. Je kind valt in slaap terwijl je rustig praat.
  6. De volgende nacht help je je kind wat korter. Je zegt als eerste iets rustigs tegen je kind. Je praat daarna 5 minuten rustig tegen het kind. Daarna ben je stil en zit je in de kamer. Je kind valt in slaap terwijl je stil op de kamer zit. 
  7. Kies nu wat je de volgende nachten wilt doen. 
    Manier 1: Je legt je kind in bed. Je zegt iets rustigs tegen je kind. Je blijft in de kamer zitten. Je bent stil en zegt niks meer tegen het kind. Je gaat elke nacht wat verder weg zitten van het kind. Na een paar nachten ga je niet meer in de kamer zitten. 
    Manier 2: Je legt je kind in bed. Je zegt iets rustigs tegen je kind. Je gaat weg uit de kamer. De eerste keer dat je kind huilt ga je ernaartoe. Je zegt iets rustigs tegen je kind. De tweede keer wacht je 2 minuten voordat je naar je kind toegaat. Dan ga je ernaartoe en zeg je iets rustigs tegen je kind. De derde keer wacht je 5 minuten voordat je naar je kind toe gaat. Je wacht steeds langer met naar je kind toegaan. Als je naar je kind toegaat, zeg je kort iets rustigs tegen je kind. En dan ga je weer weg. Je kind zal zo zelf in slaap gaan vallen. Na een aantal nachten hoef je niet meer naar je kind toe te gaan. 

Mogelijkheid 2: teruggaan na steeds een wat langere tijd 


Deze oplossing duurt ongeveer 1 week tot 1,5 weken. Maar het kan bij elk kind anders zijn. Denk je dat je het lang genoeg hebt geprobeerd, maar lukt het niet? Neem contact op met het consultatiebureau.

  1. Je brengt je kind naar bed zoals je normaal altijd doet. Je gaat weg uit de kamer. Je kind valt zelf niet in slaap, of wordt wakker en gaat huilen of roepen. 
  2. Je gaat niet meteen naar het kind toe. Je gaat voor de eerste keer op de kamer kijken bij je kind na bijvoorbeeld 2 minuten huilen of roepen. De tweede keer ga je kijken na 3 minuten. En de derde keer na 5 minuten. De tijd voordat je teruggaat maak je steeds wat langer. 
  3. De nacht erna wacht je wat langer voordat je gaat kijken. Je gaat de eerste keer kijken na 3 minuten huilen of roepen. En de tweede keer na 5 minuten. En de derde keer na 10 minuten. 
  4. De nacht erna wacht je wat langer voordat je gaat kijken. Je gaat de eerste keer kijken na 5 minuten huilen of roepen. En de tweede keer na 10 minuten. En de derde keer na 15 minuten. 
  5. Je laat je kind steeds wat langer wachten. Zo leert je kind zelf in slaap te vallen. Na een tijdje hoef je niet meer naar je kind toe te gaan.
    Wanneer je bij je kind gaat kijken doe je dat kort. Laat je kind in bed liggen. Geef bijvoorbeeld even een aai over het hoofd of zeg zacht iets tegen je kind. En ga dan weer weg.

Mogelijkheid 3: Teruggaan na een vaste tijd. 

Deze oplossing duurt ongeveer 1 week tot 1,5 weken. Maar het kan bij elk kind anders zijn. Denk je dat je het lang genoeg hebt geprobeerd, maar lukt het niet? Neem contact op met het consultatiebureau.

  1. Je brengt je kind naar bed zoals je normaal altijd doet. Je gaat weg uit de kamer. Je kind valt zelf niet in slaap, of wordt wakker en gaat huilen of roepen. 
  2. Je gaat niet meteen naar het kind toe. Je gaat elke 2 minuten bij je kind kijken.  
  3. De nacht erna ga je na elke 5 minuten bij je kind kijken als het huilt of roept.
  4. De nacht erna ga je elke 10 minuten bij je kind kijken als het huilt of roept. 
  5. De nacht erna ga je elke 15 minuten bij je kind kijken als het huilt of roept. 
  6. Elke nacht wacht je wat langer voordat je bij je kind gaat kijken. Zo leert je kind zelf in slaap te vallen. Na een tijdje hoef je niet meer te gaan kijken.

    Wanneer je bij je kind gaat kijken doe je dat kort. Laat je je kind in bed liggen. Geef bijvoorbeeld even een aai over het hoofd of zeg zacht iets tegen je kind. Een ga dan weer weg.

Oplossing 2: De directe methode met de ouder erbij (niet reageren op huilen of roepen). 

Deze oplossing helpt na ongeveer 1 week tot 1,5 weken. Maar dit kan bij elk kind anders zijn. Soms gaat het snel, soms duurt het twee weken of langer. Het is belangrijk dat je het volhoudt. Denk je dat je het lang genoeg hebt geprobeerd, maar lukt het niet? Neem contact op met het consultatiebureau.

  1. Je brengt je kind naar bed zoals je altijd doet. Je vertelt je kind duidelijk dat je hierna niet meer reageert op huilen of roepen. 
  2. Je blijft in de kamer van het kind. Je gaat zitten op een stoel bij het bed van het kind. Je reageert niet op huilen of roepen van je kind. Je kijkt je kind niet aan en pakt je kind niet op. Heeft je kind een probleem, zoals honger, pijn of een poepluier? Doe dan kort wat nodig is. Bijvoorbeeld de luier verschonen. Dan ga je weer zitten op je stoel in de kamer. Je reageert niet op huilen of roepen. 
  3. De nacht erna breng je je kind weer naar bed. Je zet de stoel wat verder weg van het kind. Je gaat zitten op de stoel. Je reageert niet meer op het huilen of roepen van het kind. Als er een probleem is doe je kort wat nodig is.
  4. Elke dag schuif je de stoel verder weg van het kind. Na een paar dagen zet je de stoel bij de deur. En daarna zet je de stoel buiten de kamer van het kind. Het kind went dan aan de afstand. Je kind leert zo zelf in slaap te vallen.

Oplossing 3: De directe methode (niet reageren op huilen of roepen). 

Deze oplossing duurt ongeveer 4 dagen tot 1,5 week. Maar dit kan bij elk kind anders zijn. Soms gaat het snel, soms duurt het wat langer. Het is belangrijk dat je het volhoudt. Denk je dat je het lang genoeg hebt geprobeerd, maar lukt het niet? Neem contact op met het consultatiebureau.

  1. Je brengt je kind naar bed zoals je normaal altijd doet. Je vertelt je kind duidelijk dat je het naar bed brengt en daarna niet meer komt kijken. Ook niet als je kind roept of huilt. 
  2. Je gaat weg uit de kamer. Je reageert niet meer op roepen en huilen. Je blijft in een andere kamer. Je gaat niet kijken bij je kind. Je gaat alleen kort kijken als je denkt dat je kind een probleem heeft. Zoals bijvoorbeeld ziekte is, pijn, honger of een poepluier. Je doet dan kort wat nodig is. Daarna ga je de kamer weer uit.
  3. De nachten erna doe je dit weer precies zoals bij stap 2. Het kan zijn dat het kind de eerste 2 nachten meer gaat huilen. Vanaf nacht 3 wordt het huilen minder. Je kind leert zelf in slaap te vallen. 

    Het niet reageren op huilen of roepen van je kind kan moeilijk zijn. Zoek steun voor jezelf, bijvoorbeeld bij je partner, familie of vrienden. Belangrijk is dat je niet naar je kind toegaat. Als je na lang huilen toch gaat, gaat het probleem niet weg. Het kan zelfs erger worden. Je kind zal dan langer blijven huilen. En niet zelf in slaap leren vallen. 
     

Belangrijk bij alle tips:

  • Goed slapen ’s nachts begint overdag. Kinderen slapen beter als er overdag rust en regelmaat is. Bijvoorbeeld wanneer eten, slapen en spelen elke dag op ongeveer dezelfde tijd gebeurt. En wanneer je voor het naar bed gaan iets rustigs doet met je kind. Bijvoorbeeld samen een boekje lezen. Kinderen slapen ook beter als ze overdag genoeg aandacht krijgen. En een dag niet te druk is.
  • Probeer een tip altijd 2 tot 3 weken lang en doe het elke dag op dezelfde manier. Let erop dat je partner en jij op dezelfde manier omgaan met het kind.
  • Kijk en luister goed naar je kind. Controleer of er iets is met je kind: bijvoorbeeld honger, een volle luier, of een medisch probleem zoals pijn of ziekte. Is er iets met je kind? Help je kind hier dan mee. 
  • Deze tips zijn alleen geschikt voor kinderen waarbij er geen ziekte, pijn of stressvolle situatie is.

Oplossing 1: Een rustig slaapritueel en veranderen van de bedtijd. Dit is alleen een goede oplossing voor kinderen die een probleem hebben met in slaap vallen. Wil je deze oplossing kiezen? Bespreek dit eerst op het consultatiebureau met je arts of verpleegkundige. Samen kijken we dan of deze oplossing goed past bij jouw kind.

Deze oplossing werkt meestal na 1,5 tot 2 weken. Maar het kan bij elk kind anders zijn. Het is belangrijk dat je het volhoudt. Denk je dat je het lang genoeg hebt geprobeerd, maar lukt het niet? Neem contact op met het consultatiebureau.

  1. Voor het slapen doe je elke dag dezelfde rustige dingen met je kind. Bijvoorbeeld een boekje voorlezen, of rustig knuffelen. Kies voor dingen die je kind leuk vindt om te doen. 
  2. Je kijkt op welke tijd je kind normaal in slaap valt. Je gaat nu je kind in bed leggen op de tijd dat je kind normaal in slaap valt. Leg je je kind normaal om 7 uur in bed? En valt je kind pas om 8 uur in slaap? Dan leg je je kind nu om 8 uur in bed. Je kind valt dan snel in slaap. 
  3. Elke ochtend haal je je kind op dezelfde, vaste tijd uit bed. En elke avond doe je dezelfde leuke, rustige dingen met je kind en leg je je kind om 8 uur in bed. Je kind leert nu dat hij of zij na het doen van rustige dingen snel in slaapt valt. Het doel is dat je kind binnen 20 minuten in slaap valt. 
  4. Doe dit zo een aantal nachten. Valt je kind nu binnen 20 minuten in slaap? Laat je kind dan 3 of meer nachten zo slapen. 
  5. Na bijvoorbeeld 4 nachten leg je je ’s avonds weer een beetje eerder in bed. Bijvoorbeeld 10 minuten eerder dan de vorige nacht. Let erop dat je kind binnen 20 minuten in slaap valt.
  6. De nacht erna leg je je kind weer een beetje eerder in bed. Bijvoorbeeld 10 minuten eerder dan de vorige nacht. Doe dit zo een paar nachten tot je kind de juiste bedtijd heeft. Let erop dat je kind steeds binnen 20 minuten in slaap valt. Ga door met het doen van dezelfde rustige dingen met je kind voor het slapen. Zo leert je kind zelf in slaap te vallen.

Oplossing 2: De bedtijd pas. Alleen voor kinderen vanaf 3 jaar. 

Deze oplossing werkt meestal na 1 week. Maar het kan bij elk kind anders zijn. Het is belangrijk dat je het volhoudt. Denk je dat je het lang genoeg hebt geprobeerd, maar lukt het niet? Neem contact op met het consultatiebureau.

  1. Maak een bedtijd pas. Dit is bijvoorbeeld een papieren pas. Je kunt deze zelf (of samen met je kind) maken. Met deze pas kan je kind ’s nachts 1 keer aandacht van de ouder krijgen. Vertel dit duidelijk tegen je kind. Let erop dat je niet vaker bij je kind gaat kijken dan afgesproken is. 
  2. Leg je kind voor het slapengaan goed uit hoe de pas werkt. Leg uit dat je kind de pas 1 keer mag gebruiken. Geef je kind dan de bedtijd pas.
  3. Het kind mag de bedtijd pas elke nacht 1 keer gebruiken om aandacht te krijgen van de ouder. Je kind kan hem bijvoorbeeld 1 keer gebruiken om de ouder te laten komen. Of je kind kan hem 1 keer gebruiken om er zelf mee uit bed te komen. Hierna geeft het kind de pas aan de ouder. 
  4. Is de pas gebruikt? Reageer dan niet meer op het roepen of huilen van het kind. De bedoeling is dat het kind gaat begrijpen dat de ouder 1 keer komt. En dat het kind daarna zelf mag gaan slapen. Het kan even duren voordat een kind dit begrijpt.
  5. In de ochtend kijk je hoe het gegaan is in de nacht. Praat hierover met je kind. Ging het goed? En is je kind na het teruggeven van de pas niet meer uit bed gekomen? Dan geef je je kind ‘s ochtends een beloning. Bijvoorbeeld een sticker. Je kind leert zo dat hij of zij de bedtijd pas maar 1 keer mag gebruiken. En dat hij/zij ‘s ochtends een beloning krijgt als het goed gaat. Je kind leert zo zelf in slaap te vallen. 
  6. Geef de bedtijd pas weer terug aan je kind voor de volgende nacht.
     
slapende baby